Bij astrofotografie worden hemellichamen, nevels en andere objecten aan de nachtelijke hemel afgebeeld in zichtbaar licht en opgeslagen op verschillende media. De camera is georiënteerd op de geografische noordpool, parallel aan de aardas. De inclinatie van de camera komt overeen met de breedtegraad. De belichtingstijd voor dergelijke foto's is enkele uren, daarom moet de camera worden aangepast aan de dagelijkse rotatie van de aarde. Anders zijn er alleen lijnen te zien in plaats van de werkelijke vormen van de objecten. Een geschikt apparaat, een tracker, compenseert de rotatie van de aarde als de rotatiesnelheid precies overeenkomt met één omwenteling per dag. Er zijn ook verschillende rotatiesnelheden, afhankelijk van het object dat gevolgd moet worden. Voor sterren duurt één omwenteling 23 uur, 56 minuten en 4 seconden. De maan heeft een omwentelingstijd van 24 uur, 52 minuten en 28 seconden nodig, terwijl de zon precies 24 uur nodig heeft.